- over
- over1{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [voorbij] over ⇒ finished♦voorbeelden:1 de pijn is al over • the pain has gonedat is over • that is done with/finishedover was de pret • the party was overII 〈bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] across, over2 [resterend] left, over3 [boven de maat] spare♦voorbeelden:1 zij wandelden nog eens de markt over • they walked across the market-place once more〈verkeer〉 klaar, over! • cross now!met het vliegtuig ben je in een paar uur over • you get across in a few hours by (aero)planemorgen gaan we over • we are moving tomorrowdeze leerling is over • this pupil has moved upmen liep over en weer • there was a lot of toing and froingzij zijn over uit Canada • they are over from Canadaover en weer • back and forth; 〈van weerskanten〉 from both sideselkaar maar over en weer verwijten maken • do nothing but pass the blame (onto one another)2 er is 10 gulden over • there are 10 guilders leftals er genoeg tijd over is • if there is enough time lefthet is over van gisteren • that is left over from yesterday〈communicatiemedia〉 over! • over (to you)!3 redenen te over • plenty of/abundant reasons————————over2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [boven] over, above2 [op, langs, aan de andere kant van] across, over3 [met betrekking tot het bedekken van een oppervlak] over, across4 [wat betreft] about5 [via] by way of, via6 [gedurende] over7 [wegens] about8 [boven/langs iets heen] over ⇒ across9 [na verloop van] after, in10 [meer/verder dan] over, past11 [met betrekking tot een relatie van een meerdere tot mindere] over♦voorbeelden:1 zij boog zich over het ledikantje • she bent over the cot2 hij werkt over de grens • he works across/over the borderover de heuvels • over/beyond the hillseen koude rilling liep over haar rug • a cold shiver ran down her spineover straat lopen • walk in/across the street; 〈oversteken〉 cross (over) the streetmet de benen over elkaar (geslagen) • with legs crossed3 over de hele lengte • all along〈schaken〉 een match over zes partijen • a match consisting of six gameswerk verdelen over de mensen • share out work among the peopledwars over het pad • right across the patheen kleed over de tafel leggen • put a cloth over/on the tableover de hele wereld • all over the worldzij heeft iets innemends over zich • she has got something charming about her4 een film over Gandhi • a film about Gandhide winst over het vierde kwartaal • the profit over the fourth quarterover deze zaak heb ik niets te zeggen • on this matter I have nothing to sayzijn gedachten over iets laten gaan • turn something over in one's mind5 over een brug lopen • walk over a bridgezij communiceren over de mobilofoon • they communicate by mobile telephonezij reed over Nijmegen naar Zwolle • she drove to Zwolle via Nijmegenover de post • by posteen brug over de rivier • a bridge over/across the river6 iets bespreken over een glas wijn • discuss something over a glass of wineover een periode van … • over a period of …7 voldaan over de afloop • satisfied with the outcomeverheugd over • delighted at/with8 over de grens komen • get over the bordervallen over iets/iemand • 〈figuurlijk〉 take exception to something/someone9 over een dag of tien/twee minuten • in about ten days(' time)/in two minutes(' time)zaterdag over een week • a week on/from Saturday10 zij is twee maanden over tijd • 〈ook figuurlijk〉 she is two months overduehij is over de zeventig • 〈ook〉 he has turned seventytot over zijn oren in de problemen zitten • be up to one's neck in troublehij is over de twee meter (lang) • he is over two metres (tall)het is over vieren • it is past fourhet is kwart over vijf • it is a quarter past fiveeen man van over de zeventig (jaar oud) • a man of over seventy (years old)het is vijf over half zes • it is twenty-five to six11 beschikken over • have at one's disposal
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.